walkhâr
Middelhoogduits
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van walken zn "walken" en hâr zn "haar"
Zelfstandig naamwoord
walkhâr, o
- (historisch) korte stukjes wol die bij het walken van stoffen en spullen overblijven en een mindere kwaliteit hebben
Verbuiging
- o, sterk