vuurspuwde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vuur·spuw·de

Werkwoord

vervoeging van
vuurspuwen

vuurspuwde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van vuurspuwen
    • ... dat ik vuurspuwde. 
    • ... dat jij vuurspuwde. 
    • ... dat hij, zij, het vuurspuwde.