vrijgevestigd
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vrij·ge·ves·tigd
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vrijgevestigd | ||
verbogen | vrijgevestigde |
Bijvoeglijk naamwoord
vrijgevestigd
- niet in loondienst werkzaam
- De tandarts had een praktijk aan huis, en was dus vrijgevestigd.
Antoniemen
- in loondienst
Gangbaarheid
- Het woord vrijgevestigd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.