vries uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vries uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitvriezen

vries (...) uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvriezen
    • Ik vries uit. 
  2. gebiedende wijs van uitvriezen
    • Vries uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvriezen
    • Vries je uit? 

Gangbaarheid