voorbijfietst
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·bij·fietst
Werkwoord
vervoeging van |
---|
voorbijfietsen |
voorbijfietst
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbijfietsen
- ... dat jij voorbijfietst.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorbijfietsen
- ... dat hij voorbijfietst.