volvreet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·vreet

Werkwoord

vervoeging van
volvreten

volvreet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volvreten
    • ... dat ik volvreet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volvreten
    • ... dat jij volvreet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volvreten
    • ... dat hij volvreet. 

Gangbaarheid