voetschrapers

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voet·schra·pers
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de voetschrapersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord voetschraper
     Gooskens heeft in het afgelopen half jaar gezocht naar voetschrapers in Breda, vertelt hij bij een wandeling door de Willemstraat. De afgesloten nissen in de muur, ‘een holte die nergens op uitkomt’, verschuilen ongebruikt en ongezien in gebouwen, maar aan het eind van de negentiende eeuw kon men niet zonder, om de schoenen schoon te schrapen voor men naar binnen ging.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 11 november 2020 Weblink bron
    Saminna van den Bulk
    “Met één vegende voet in het Breda van de negentiende eeuw (kaartje)” (28 januari 2017) op nrc.nl op Wikipedia