vleide
Uiterlijk
- vlei·de
vervoeging van |
---|
vleien |
vleide
- enkelvoud verleden tijd van vleien
- Ik vleide.
- Jij vleide.
- Hij, zij, het vleide.
- Ik vleide.
- Het woord vleide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
vleien |
vleide