visiteert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·si·teert

Werkwoord

vervoeging van
visiteren

visiteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van visiteren
    • Jij visiteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van visiteren
    • Hij visiteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van visiteren
    • Visiteert!