violanda
Latijn
Woordafbreking
- vi·o·lan·da
Zelfstandig naamwoord
violandă
- nominatief onzijdig meervoud van violāndum
- accusatief onzijdig meervoud van violāndum
- vocatief onzijdig meervoud van violāndum
Bijvoeglijk naamwoord
violandă
- nominatief vrouwelijk enkelvoud van violāndus
- vocatief vrouwelijk enkelvoud van violāndus
- nominatief onzijdig meervoud van violāndus
- accusatief onzijdig meervoud van violāndus
- vocatief onzijdig meervoud van violāndus
Bijvoeglijk naamwoord
violandā
- ablatief vrouwelijk enkelvoud van violāndus