vigileert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·gi·leert

Werkwoord

vervoeging van
vigileren

vigileert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vigileren
    • Jij vigileert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vigileren
    • Hij vigileert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vigileren
    • Vigileert!