verzegelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ze·gelt

Werkwoord

vervoeging van
verzegelen

verzegelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzegelen
    • Jij verzegelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzegelen
    • Hij verzegelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verzegelen
    • Verzegelt!