verzamel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·za·mel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verzamelen |
verzamel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzamelen
- Ik verzamel.
- gebiedende wijs van verzamelen
- Verzamel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verzamelen
- Verzamel je?