verwezenlijkten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·we·zen·lijk·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verwezenlijken |
verwezenlijkten
- meervoud verleden tijd van verwezenlijken
- Wij verwezenlijkten.
- Jullie verwezenlijkten.
- Zij verwezenlijkten.
- Wij verwezenlijkten.