vervoegt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·voegt

Werkwoord

vervoeging van
vervoegen

vervoegt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervoegen
    • Jij vervoegt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervoegen
    • Hij vervoegt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vervoegen
    • Vervoegt!