vertwijfel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·twij·fel

Werkwoord

vervoeging van
vertwijfelen

vertwijfel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vertwijfelen
    • Ik vertwijfel. 
  2. gebiedende wijs van vertwijfelen
    • Vertwijfel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vertwijfelen
    • Vertwijfel je?