vertrekt
Uiterlijk
- ver·trekt
vervoeging van |
---|
vertrekken |
vertrekt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vertrekken
- Jij vertrekt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vertrekken
- Hij vertrekt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vertrekken
- Vertrekt!