verstevig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·ste·vig
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verstevigen |
verstevig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstevigen
- Ik verstevig.
- gebiedende wijs van verstevigen
- Verstevig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verstevigen
- Verstevig je?