versliep

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·sliep

Werkwoord

vervoeging van
verslapen

versliep

  1. enkelvoud verleden tijd van verslapen
    • Ik versliep. 
    • Jij versliep. 
    • Hij, zij, het versliep. 
     Op een ochtend versliep ik me en kwam te laat op de zwemtraining.[1]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044632767