verpoost

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·poost

Werkwoord

vervoeging van
verpozen

verpoost

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verpozen
    • Jij verpoost. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verpozen
    • Hij verpoost. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verpozen
    • Verpoost!