vernevelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ne·velt

Werkwoord

vervoeging van
vernevelen

vernevelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vernevelen
    • Jij vernevelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vernevelen
    • Hij vernevelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vernevelen
    • Vernevelt! 

Gangbaarheid