vermeng

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·meng

Werkwoord

vervoeging van
vermengen

vermeng

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermengen
    • Ik vermeng. 
  2. gebiedende wijs van vermengen
    • Vermeng! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vermengen
    • Vermeng je?