verkavel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·ka·vel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verkavelen |
verkavel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkavelen
- Ik verkavel.
- gebiedende wijs van verkavelen
- Verkavel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkavelen
- Verkavel je?