verifieer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ve·ri·fi·eer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verifiëren |
verifieer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verifiëren
- Ik verifieer.
- gebiedende wijs van verifiëren
- Verifieer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verifiëren
- Verifieer je?