verhuisde terug
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·huis·de te·rug
Werkwoord
vervoeging van |
---|
terugverhuizen |
verhuisde terug
- enkelvoud verleden tijd van terugverhuizen
- Ik verhuisde terug.
- Jij verhuisde terug.
- Hij, zij, het verhuisde terug.
- Ik verhuisde terug.