terugverhuizen

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·rug·ver·hui·zen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

terugverhuizen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugverhuizen
verhuisde terug
terugverhuisd
zwak -d volledig
  1. weer gaan wonen in een huis waar men vroeger ook gewoond heeft
     Volgens het WRI blijkt uit de cijfers nog geen duidelijk verband tussen corona en bosverstoring. Wel bestaat de angst dat door de pandemie veel mensen terugverhuizen naar het platteland en voor landbouw bos verbranden. "We zijn bang dat we volgend jaar een grote stijging gaan zien", zegt Seymour van het WRI.[1]
     De Daily Mail concludeert dat een Brits staatsburgerschap nog niet volledig van de baan is, maar nu wel langer zal duren, mocht ze alsnog ervoor gaan. Bovendien moet Meghan daarvoor terugverhuizen naar Groot-Brittannië, wat niet in de lijn der verwachting ligt.[2]


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 25 september 2022 Weblink bron
    Wouter Hoogland
    “Hoeveelheid bos neemt steeds sneller af, 'maar Zuidoost-Azië biedt hoop'” (Woensdag 31 maart 2021), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 25 september 2022 Weblink bron “'Meghan wil geen Brits staatsburger meer worden'” (Zaterdag 9 januari 2021), NOS