verhaspelden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·has·pel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verhaspelen |
verhaspelden
- meervoud verleden tijd van verhaspelen
- Wij verhaspelden.
- Jullie verhaspelden.
- Zij verhaspelden.
- Wij verhaspelden.
vervoeging van |
---|
verhaspelen |
verhaspelden