vereeuwigt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·eeu·wigt

Werkwoord

vervoeging van
vereeuwigen

vereeuwigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vereeuwigen
    • Jij vereeuwigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vereeuwigen
    • Hij vereeuwigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vereeuwigen
    • Vereeuwigt!