vereenzelvigden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·een·zel·vig·den

Werkwoord

vervoeging van
vereenzelvigen

vereenzelvigden

  1. meervoud verleden tijd van vereenzelvigen
    • Wij vereenzelvigden. 
    • Jullie vereenzelvigden. 
    • Zij vereenzelvigden. 

Gangbaarheid