verbied

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·bied

Werkwoord

vervoeging van
verbieden

verbied

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbieden
    • Ik verbied. 
  2. gebiedende wijs van verbieden
    • Verbied! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbieden
    • Verbied je?