verbaliseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ba·li·seert

Werkwoord

vervoeging van
verbaliseren

verbaliseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbaliseren
    • Jij verbaliseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbaliseren
    • Hij verbaliseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verbaliseren
    • Verbaliseert!