veralgemeent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·al·ge·meent

Werkwoord

vervoeging van
veralgemenen

veralgemeent

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veralgemenen
    • Jij veralgemeent. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veralgemenen
    • Hij veralgemeent. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van veralgemenen
    • Veralgemeent!