ventileer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ven·ti·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ventileren |
ventileer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ventileren
- Ik ventileer.
- gebiedende wijs van ventileren
- Ventileer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ventileren
- Ventileer je?