vaststelde
- Geluid: vaststelde (hulp, bestand)
- vast·stel·de
vervoeging van |
---|
vaststellen |
vaststelde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van vaststellen
- ... dat ik vaststelde.
- ... dat jij vaststelde.
- ... dat hij, zij, het vaststelde.
- ... dat ik vaststelde.