vastklampt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vast·klampt

Werkwoord

vervoeging van
vastklampen

vastklampt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastklampen
    • ... dat jij vastklampt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastklampen
    • ... dat hij vastklampt.