Naar inhoud springen

upcyclet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • up·cy·clet

Werkwoord

vervoeging van
upcyclen

upcyclet

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van upcyclen
    • Jij upcyclet. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van upcyclen
    • Hij upcyclet. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van upcyclen
    • Upcyclet! 

Gangbaarheid