uitwerkten
Uiterlijk
- Geluid: uitwerkten (hulp, bestand)
- uit·werk·ten
vervoeging van |
---|
uitwerken |
uitwerkten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitwerken
- ...dat wij uitwerkten.
- ...dat jullie uitwerkten.
- ...dat zij uitwerkten.
- ...dat wij uitwerkten.
- Het woord uitwerkten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.