Naar inhoud springen

uitmolken

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 13 mei 2017 om 21:09 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *uit·mol·ken {{-verb-|0}} {{ovt-mv-bijz|u...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • uit·mol·ken
vervoeging van
uitmelken

uitmolken

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitmelken
    • ...dat wij uitmolken. 
    • ...dat jullie uitmolken. 
    • ...dat zij uitmolken.