uitlegden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·leg·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitleggen |
uitlegden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitleggen
- ...dat wij uitlegden.
- ...dat jullie uitlegden.
- ...dat zij uitlegden.
- ...dat wij uitlegden.