Naar inhoud springen

uithoorden

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 13 mei 2017 om 20:53 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *uit·hoor·den {{-verb-|0}} {{ovt-mv-bijz|...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • uit·hoor·den
vervoeging van
uithoren

uithoorden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uithoren
    • ...dat wij uithoorden. 
    • ...dat jullie uithoorden. 
    • ...dat zij uithoorden.