uithongerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·hon·ger·den

Werkwoord

vervoeging van
uithongeren

uithongerden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uithongeren
    • ...dat wij uithongerden. 
    • ...dat jullie uithongerden. 
    • ...dat zij uithongerden.