uitdrukten
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitdrukten (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·druk·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitdrukken |
uitdrukten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitdrukken
- ...dat wij uitdrukten.
- ...dat jullie uitdrukten.
- ...dat zij uitdrukten.
- ...dat wij uitdrukten.