uitbeeldden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·beeld·den

Werkwoord

vervoeging van
uitbeelden

uitbeeldden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van uitbeelden
    • ...dat wij uitbeeldden. 
    • ...dat jullie uitbeeldden. 
    • ...dat zij uitbeeldden.