traverseert
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: traverseert (hulp, bestand)
Woordafbreking
- tra·ver·seert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
traverseren |
traverseert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van traverseren
- Jij traverseert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van traverseren
- Hij traverseert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van traverseren
- Traverseert!