transporteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- trans·por·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
transporteren |
transporteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transporteren
- Ik transporteer.
- gebiedende wijs van transporteren
- Transporteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transporteren
- Transporteer je?