transpireer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: transpireer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- trans·pi·reer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
transpireren |
transpireer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transpireren
- Ik transpireer.
- gebiedende wijs van transpireren
- Transpireer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van transpireren
- Transpireer je?