tranenloze

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tra·nen·lo·ze
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

  1. tranenloze
  2. verouderde spelling of vorm van traneloze tot 2006
    • Hij smeekt Gods mildheid af, dat zij mogen wenen, wenen, zodat zij door hun sluier van tranen niet kunnen zien hoe de geest het lichaam verlaat, het laatste beven, de diepe stilte en hij beklaagt, wee, wee, de tranenloze toeschouwer, die zich in de nabijheid van het sterven waagt en voor het leven lang erdoor getroffen wordt. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen