toneelspeelt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • to·neel·speelt

Werkwoord

vervoeging van
toneelspelen

toneelspeelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toneelspelen
    • ... dat jij toneelspeelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toneelspelen
    • ... dat hij toneelspeelt.