tjok
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tjok
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tjokken |
tjok
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tjokken
- Ik tjok.
- gebiedende wijs van tjokken
- Tjok!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tjokken
- Tjok je?
Gangbaarheid
- Het woord tjok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.