tepelplakkers

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • te·pel·plak·kers
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de tepelplakkersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tepelplakker
     Ik neem aan dat ik dankbaar moet zijn dat het een fatsoenlijke striptent was, waar de meisjes tepelplakkers en strings droegen, want Julie had alles gedaan wat Felix vroeg.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 9 december 2023 Weblink bron
    Laura Lippman (vert. Mariëtte van Gelder)
    “Als ik weg ben: vijf vrouwen een verdwijning een moord” (2015), Meulenhoff Boekerij B.V., Amsterdam, ISBN 9789402302646, hfst. 7 maart 2012